Doorgaan naar hoofdcontent

Theologie van het Lichaam 8


Beschuldigd of geroepen

Dit is de vraag die we ons stellen in de tweede helft van hoofdstuk 2 van de Theologie van het Lichaam, p. 300-370. Voor de nieuwkomer, onderaan deze post vind je een link naar het begin van deze boekbesprekingen, mocht je het vanaf het begin willen lezen.

  1. Wordt het hart beschuldigd of tot het goede geroepen?
  2. Hoe kan, en moet, de mens handelen, die Christus' woorden uit de Bergrede aanvaardt?

Het 'kunnen' handelen komt voort uit het 'innerlijk zelf.'
Het 'moeten' handelen komt voort uit de waarden die we vinden in de Bergrede en die een plicht vormen voor de wil, het hart, de verlangens en keuzes. 

Er zijn talloze antwoorden op deze vragen mogelijk. In de menselijke geschiedenis zijn er tijden geweest van optimisme en van pessimisme, van puriteinse strengheid tot aan de hedendaagse permissiviteit.  (p. 301)

Het gaat niet zozeer om een beschuldiging maar om de roep die de mens in zichzelf voelt.
In zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid is het lichaam 'vanaf het begin' geroepen om de uiting van de geest te worden.' (p. 304) 
De mens wordt daartoe geroepen door het woord van het Evangelie, daarom van 'buiten' uit, maar op hetzelfde moment wordt hij ook van 'binnen' uit geroepen. (p. 310) 
Voelt de mens niet samen met de begeerte een diepe behoefte om de waardigheid van de wederzijdse relaties te bewaren, die zich in het lichaam uitdrukt dankzij de mannelijkheid en vrouwelijkheid? Voelt hij niet de behoefte om deze met al wat edel en mooi is te doordrenken? (p. 310) 

Meesters van de achterdocht

We kijken naar enkele grote denkers die veel invloed hebben gehad op onze manier van denken en oordelen. Van hen lijk een veroordelende werking uit te gaan naar het menselijk hart en de begeerten die zich daarin bevinden. Freud, Marx en Nietzsche werden door Ricoeur beschreven als 'Meesters van de achterdocht'*. De zienswijze van elk van hen komt grofweg overeen met één van de drie begeerten van Johannes**:


Drie begeerten van Johannes:
Nietsche
De ijdelheid van het leven
Marx
Het begeren der ogen
Freud
Het begeren van de lust [het vlees]

Maar waar de denkers blijven hangen in het 'begeerte-denken', daar volstaat JPII niet  met welke opvatting van begeerte dan ook of met een voortdurende achterdocht van het menselijk hart:
In de Bijbel vormt de drievoudige begeerte niet het fundamentele criterium. 
Het is belangrijk dat hij zich juist in zijn 'hart' niet onherroepelijk beschuldigd voelt en als een prooi overgeleverd aan de begeerte van het vlees, maar dat hij zich in hetzelfde hart met energie geroepen voelt. (p. 311)

Eros en ethos

Het woord eros heeft veel verschillende interpretaties gekend. Door de eeuwen heen heeft het een meer lichamelijke en sensuele betekenis gekregen. Plato definieerde het als:
De innerlijke kracht die de mens leidt naar alles wat goed is, waar en schoon. (p. 313) 
Er wordt vaak gedacht dat de ethos de spontaneïteit wegneemt van wat erotisch is (...). Om deze reden eist men dat de ethos wordt losgekoppeld 'ten gunste' van de eros. (p. 315-316)
Maar de ethos die we kunnen halen uit de woorden van Christus is nieuw. Ten opzichte van de mens van het Oude Testament  maar ook ten opzichte van iedere mens. Er wordt van ons een volledig en diep bewustzijn van onze eigen handelingen verlangd, vooral van de innerlijke handelingen, de opwellingen van het hart.
Ze zijn niet tegen elkaar maar ze zijn geroepen om elkaar te ontmoeten in het menselijk hart en om in deze ontmoeting vruchten af te werpen. Wat 'waardig' is voor het menselijk 'hart', is dat de vorm van wat 'erotisch ' is tegelijk ook de vorm van de ethos aanneemt, dat wil zeggen van wat 'ethisch' gedragen is. (p. 315)
Het is noodzakelijk om voortdurend in wat 'erotisch ' is de sponsale betekenis van het lichaam en de echte waardigheid van de gave terug te vinden. (p. 315) 
Door [matiging en zelfbeheersing] blijft het menselijk hart gebonden aan de waarde waarvan de begeerte het anders zou hebben verwijderd. [Het gaat hier om] de waarde van de sponsale betekenis van het lichaam.(p. 320) Op deze manier wordt de ethos van de verlossing van het lichaam gerealiseerd door middel van de zelfbeheersing via de matiging van de 'begeerten'. (p. 321) 
Het op deze manier bezig zijn met de zuiverheid van hart herinnert ons aan de oorspronkelijke eenzaamheid. Het was de openheid voor het andere menselijke wezen, de vrouw, die de man (mens) daaruit bevrijdde. (p. 321)

Zuiverheid en hart

In de tijd van het Oude Testament kende men veel reinheidsrituelen. Die konden als hygiënische voorschriften gezien worden, maar Christus verzette zich tegen een al te uiterlijke of materiële interpretatie ervan. In Mat 15,11 zei Jezus: 'Niet wat de mond binnengaat, bezoedelt de mens; de mens wordt bezoedeld door wat de mond uitgaat'. Geen enkele 'materiële' onzuiverheid maakt de mens onrein in morele zin.

Volgens Christus' woorden bevindt echte zuiverheid zich in het hart, en onzuiverheid ook.

We kunnen hier een analogie zien met de woorden van Paulus, wanneer hij spreekt over de tegenstelling en spanning tussen 'het vlees' en 'de geest'. Maar:
Het 'vlees' verwijst niet alleen naar de 'uiterlijke' mens, maar ook de mens die 'innerlijk' is onderworpen aan de wereld. (p. 325-326)
Het verdient aanbeveling Galaten 5 te lezen, vanaf vers 13. Als tegengesteld aan de geest noemt Paulus, behalve 'vleselijke' werken, ook werken die niet lichamelijk zijn, zoals vijandschap en jaloezie. Het gaat er om dat zuiverheid niet alleen gaat over 'vleselijke' werken maar vooral om de strijd die in het hart plaatsvindt. Zuiverheid bestaat dan ook in 'de beheersing en het overwinnen van de 'hartstocht', ofwel de deugd van matiging (p. 337)

Paulus ziet de zuiverheid niet alleen als bekwaamheid, maar ook als uiting van 'leven volgens de Geest'. Door zich te richten op de werken van de Geest ontstaat in de mens respect voor alles wat lichamelijk en seksueel is zowel in zichzelf als in elke andere persoon. Vanuit dit zelf ervaren respect zal men natuurlijkerwijs de zuiverheid willen bewaren. (p. 338)

Dat er in het menselijk lichaam meer en minder 'eerbare delen' ervaren worden heeft niet zozeer te maken met hun 'somatische' aard. In de mens zelf bestaat al schaamte. Deze is verbonden met de 'verdeeldheid in het lichaam', met het gevoel van schroom tegenover dat lichaam, met name de delen die lichamelijk de mannelijkheid en de vrouwelijkheid bepalen. Gelukkig geeft Paulus ook de weg aan, die op basis van het gevoel van schaamte, tot transformatie leidt van deze verdeeldheid . Uit de schaamte wordt 'respect' voor iemands eigen lichaam geboren.

Ook de Heilige Geest draagt op een charismatische manier bij aan de zuiverheid, via de vroomheid. Vroomheid is één van de zeven gaven van de Heilige Geest.
Als de zuiverheid de mens voorbestemt om zijn eigen lichaam 'in heilige tucht en eerbaarheid' te behouden (1 Tess 4,3-5), dan lijkt de vroomheid, die een gave is van de heilige Geest, zuiverheid op een bijzondere manier te dienen door het menselijk subject gevoelig te maken voor die waardigheid die eigen is aan het menselijk lichaam op grond van het mysterie van de schepping en van de verlossing.
Het is dan niet zozeer de zuiverheid, die voorwaarde is voor wijsheid maar wijsheid die voorwaarde is voor zuiverheid.

Het gaat hier om een innerlijke waarheid, een waarheid die moet worden 'gevoeld met het hart'. Matiging en onthouding van kuisheid alleen zijn niet voldoende om te komen tot morele zuiverheid.

Wetenschap

De wetenschap heeft grote vooruitgang geboekt op het gebied van de biofysiologie en de biogeneeskunde. Maar de wetenschap bekijkt het lichaam op een systematische manier, 'als een object van manipulaties'. Een bewustzijn van het lichaam als uiting van een persoon, als manifestatie van de geest, heeft zich nog niet ontwikkeld. Hierdoor wordt in de hand gewerkt dat de mens zijn eigen lichaam als object gaat zien en zich er niet subjectief mee identificeert. Maar de betekenis van het lichaam en de menselijke waardigheid vloeien juist voort uit het feit dat het lichaam eigen is aan de persoon. Het lichaam alleen zien als object berooft de mens van zijn subjectief ervaren waardigheid. Kennis van het lichaam zou dan ook moeten samengaan met een geestelijke volwassenheid. (p. 354 - 355)

Eerdere teksten van de kerk, zoals Gaudium et Spes en Humanae Vitae, moeten vooral gezien worden in het licht van het beschermen van de waardigheid van huwelijk en gezin. Deze geschriften leggen wat meer de nadruk op de morele orde. JPII legt echter meer nadruk op de waardigheid van de menselijke persoon, de waardigheid van het huwelijk tussen man en vrouw en de waardigheid van het gezin. In deze tijd lijken mij dat waarden die niet meer vanzelfsprekend gekend worden. In een tijd waarin het huwelijk en het gezin door velen allang niet meer heilig of zelfs maar belangrijk worden gevonden, kun je je afvragen hoelang de waardigheid van de menselijke persoon nog stand houdt. Hoe belangrijk is een individu in ogen die alleen materie zien?

En een ongewenst kind? Een ziek persoon? Wie of wat bepaalt onze eigenwaarde? En de waarde die we aan een ander toekennen?


De ethos van het lichaam in de kunst en de media

De theologie kan daarom niet het lichaam als een objectieve werkelijkheid zien buiten de subjectiviteit van de menselijke persoon. (p. 357) Ook in de kunst kan dat niet. Het is niet per se onethisch om kunst te maken van het menselijk lichaam. Het criterium is het overschrijden van persoonlijke grenzen van schroom en intimiteit.
Als de cultuur een uitdrukkelijke neiging vertoont om de naaktheid van het menselijk lichaam te bedekken, dan doet ze dat zeker niet alleen om klimatologische redenen maar ook met betrekking tot het groeiproces van de persoonlijke gevoeligheid van de mens. 
Achter de behoefte van schroom, dat wil zeggen van de intimiteit van het eigen lichaam is een diepere norm verborgen: deze norm is de gave, (...) met name in de man-vrouwverhouding.
Van nature wenst de mens niet een object voor anderen te worden. Dit is te zien in de weerstand die men moet overwinnen zelfs in gerechtvaardigde situaties die het uitkleden vergen, zoals medisch onderzoek. Ook ziet men de schending van lichamelijke schroom als bewust gebruikte methode bijvoorbeeld in concentratiekampen. (p. 362)

In het geval van kunst moet men zich afvragen wat het doel is. De grens naar 'pornovisie' (pornografie in beeld, grafie betekent 'schrift') wordt overschreden als de grenzen van schroom en schaamte worden overschreden, van de persoonlijke gevoeligheid van wat is verbonden met het menselijk lichaam en zijn naaktheid. (p. 363). Wanneer 'het recht van het lichaam op intimiteit in zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid geschonden wordt. (p. 362) Door de uitwisseling via de 'sociale communicatie' wordt publiek eigendom, wat in iemands rechtmatig gevoel strikt tot de relatie tussen personen behoort en moet behoren.

Het probleem van de 'pornovisie' is niet een puriteinse mentaliteit of moralisme, en het gaat er ook niet om dat het lichaam in wezen slecht zou zijn. Het gaat om de sfeer van waarden die beoogd worden. Door kunst, ook via audiovisuele middelen, kunnen waarden verdiept worden, maar ook vervormd en vernietigd 'in het hart' van de mens.

Het moge duidelijk zijn dat de kunstenaar (schilder, beeldhouwer, schrijver) hier een taak heeft (ethos). Maar niet alleen de kunstenaar. Het kijken legt ook verplichtingen op. De kijker kan zich inspannen om de waarheid te benaderen die in het kunstwerk vervat ligt, of slecht een oppervlakkige 'verbruiker' blijven.
... iemand die zich tevreden stelt als een oppervlakkige consument van de ontmoeting met het anonieme lichaam-onderwerp enkel op het niveau van de sensualiteit die net van nature uit 'zonder keuze' reageert op het object. (p. 369)


In de volgende cyclus van catechesen gaan we de woorden van Christus overwegen, waarin Hij verwijst naar de toekomstige opstanding, de verrijzenis.


Deel I
Woord
Deel II
Sacrament
H1
Begin         
H1
Verbond
H2
Hart          
H2
Teken
H3
Verrijzenis
H3
Wet 




* de betekenis van de term 'Meesters van achterdocht' wordt hier goed uitgelegd, 4e alinea. Kortgezegd is het een manier van lezen van een tekst vanuit achterdocht in plaats van goedgelovigheid.

** de drievoudige begeerte van Johannes:
Want al wat in de wereld is - het begeren van de lust [het vlees] en het begeren der ogen en de hovaardij van het geld [ijdelheid van het leven] - het komt niet van de Vader maar van de wereld. (1 Johannes 2, 16-17)(p. 240)

Verder naar Theologie van het Lichaam 9

Terug naar Theologie van het Lichaam 7